Liefs in tijden van en na corona
Hieronder staan de nieuwsbrieven die ik maakte tijdens en vlak na de eerste corona-periode om de mensen om mij heen wekelijks een beetje op te vrolijken in hun isolement. De titel leende ik van Gabriel Garcia Marquez (‘Liefde in tijden van cholera’).
Kunst-nieuwsbrief ‘Liefs in tijden ná corona’, 14
De bomenboodschapper
Takken lezen
niets te vrezen
Waar zou
kleine Timke
wezen?
Timke dribbelde als kleintje al door de oude bossen rond het dorp.
Met haar smoezelvoetjes
met haar frutseljurkje
met haar fladderhandjes
met haar open oogjes
omhoog
Altijd omhoog
En altijd kwam ze terug met verhalen; Timke leest de takken aan de bomen.
De kronkeltakken
van de eik en de acacia
De gladde armen
van de beuk
De ijle twijgen
van de berk
Vogels en eekhoorns
vormen beweeglijke leestekens
Timke leest en Timke weet.
Ze weet van het verdriet
van kleine Pier
Ze weet van de boze notaris
die zijn zoon slaat
en met de buurvrouw vrijt
Ze weet van de put
die snel zal droogvallen
Ze weet van de wereld –
maar die houdt ze buiten
’s Avonds loopt ze terug naar het dorp. En dan bezorgt ze – in korte woorden – de boomboodschappen.
Overal in het dorp.
Behalve bij de notaris.
Tijdens een stormachtige nacht haast Timke zich naar buiten.
Ze heeft geen keuze
ze moet
beslist
De takken zwiepen
krommen zich
strekken zich
De verhalen veranderen met alle winden mee.
Een zware tak breekt af
Timke vangt ‘m
in haar armen en danst
een razende takkendans
Met haar smoezelvoetjes
met haar frutseljurkje
met haar fladderhandjes
met haar oogjes dicht
Het kleine lijfje
blijft stil achter
op de bebladerde aarde
Anja Jager, juni 2020
De redding
De zon schijnt over het gras en de rode beuk. Normaal gesproken heeft de vrouw haast, maar vandaag stopt ze even. Ze kijkt uit over het veld. Op een bankje, links van de beuk speelt een kind met wat takjes.
Plotseling glijdt een slang aan de rechterkant haar uitzicht binnen.
De vrouw bedenkt zich geen moment en trekt een verticale scheur in het beeld. Zo kan de slang het kind niet bereiken. Als de slang bij de rafelige scheur komt, vouwt hij zichzelf in een hoek en glijdt omhoog, het beeld uit. Daag slang!
Dan komt er een horde mieren-op-strooptocht. Ze bereiken de scheur en buigen zonder aarzelen af, omhoog. Hierop volgen drie spinnen en twee slakken. Allemaal volgen ze de rafelige rand van de scheur en verdwijnen aan de bovenkant uit beeld.
Daarna komt er een grote haas aangesprongen. Hij botst bijna tegen de rand van de scheur en maakt snel rechtsomkeert.
En dan komen de mensen. De eerste loopt met z’n hoofd over een mobieltje gebogen. Hij struikelt half over de haas en valt met z’n voorhoofd tegen de scheur. De man staat stil, kijkt omhoog en wrijft over z’n voorhoofd. De tweede is een vrouw. Zij botst tegen de man aan en kijkt op van haar schermpje. Er ontstaat al snel een lange rij. Iedereen kijkt langs de scheur omhoog. Wat nu?
Even twijfelt de vrouw of ze juist heeft gehandeld. Links van de scheur speelt het kind nog op het bankje. En dus draait ze zich om en loopt naar huis.
Anja Jager, juni 2020
Kunst-nieuwsbrief ‘Liefs in tijden ná corona’, 12
Pennenwereld
De vrouw zit aan haar tafel. Ze kijkt uit het raam en knikt. Vandaag gaat ze de wereld beschrijven.
Ze ziet de vertevis en de vroege vogel
de vragende vrijer, de klagende krijger
vermoeide moeders, verveelde vaders
kleine kikkertjes, rollende knikkertjes
een zeulende slak, een scheur in het dak
een eenzame schoen, een afwezige zoen
Ze ziet hoe de wind
het fluitenkruid bespeelt
en hoe het riet – unaniem buigend –
het applaus in ontvangst neemt.
Ze ziet de tuinman
met zijn kruiwagen vol schaduw
die hij ruimhartig, maar slordig
rond de bomen strooit.
Ze ziet wegen
naar nergens
en terugwegen
zonder thuis.
En ondertussen blaast de wind
in de oude kastanjes
de kaarsjes uit;
het zijn er nooit genoeg.
Ze ziet en ze knikt opnieuw. Tijd om te beginnen. Ze controleert haar vulpen:
-Inktpatroon? Vol. Check.
-Inspiratiepatroon? Shit! Leeg!
Verslagen laat ze haar schouders hangen; zo kan ze niets beginnen.
Later die dag zal ze een nieuwe halen.
Anja Jager, juni 2020
Kunst-nieuwsbrief ‘Liefs in tijden ná corona’, 11
Achter de muren van de buren
Achter de muren
van de buren,
zal de stilte
eeuwig duren.
De buren zijn dood
hun kinderen groot
en de tergende tijd
telt zijn zeurende uren
Maar soms – tijdens de ochtendkoffie
of
’s avonds, als de bloemen hun luikjes sluiten
of
tijdens trage waaknachten
(Maar niet ’s middags
– oh nee! –
nooit ’s middags,
want dan
tikt de klok te hard,
is het licht te fel,
en de wereld te voldongen.)
Soms, in die kleine
tussentijden,
hoor ik
stevige stapjes
op wrakke treden.
Korte lachjes
trekken slordige scheuren
in dit stille universum
Het is het jongste kind
het mooiste kind
het liefste kind
Het kind dat zichzelf
uit de tijd
heeft geweven.
Anja Jager, juni 2020
Kunst-nieuwsbrief ‘Liefs in tijden van corona’, 10
Laaghangende witte wijfjes
De witte wijfjes wandelen traag, maar doelgericht op haar af. Ze weten van geen wijken en dus stapt zij opzij. Het rechterwijfje priemt met een stok in haar richting en mompelt iets boosaardigs. Toch maakt ze zich vooralsnog geen zorgen. Ze loopt rustig door.
Op het landgoed kreupelt een oude man haar tegemoet. Woont hij hier misschien?
‘Ja’, bevestigt hij en hij leunt zwaar op zijn rollator. Zijn teckel besnuffelt haar rechterbeen.
‘U boft’, stelt ze.
Hij knikt.
En hij vertelt over de vijf ooievaars die hebben gevochten om het nest op de kasteelgevel.
En over de lammetjes die zo leuk spelen: ‘Daar onder die oude kastanje. Dáár!’
En over de keer dat hij zo was geschrokken omdat er een hond tussen de lammetjes was gesprongen. Maar dat was geen hond. Het was gewoon een zwart lammetje. Dat had hem blij gemaakt.
Boven hun hoofden vliegen de twee witte wijfjes. Het rechterwijfje spuugt.
Mis.
Anja Jager, mei 2020
Kunst-nieuwsbrief ‘Liefs in tijden van corona’, 9
De wolkenbezorgster
De wolkenbezorgster fietst
op het verschiet;
dat neemt ze heel precies
Dan remt ze af
en zet ze haar bakfiets
stil en stabiel
Zorgvuldig overweegt ze
– beoordeelt kleur, volume, vorm –
en dan glijdt er
een passend, mollig wolkje
rustig omhoog
Daar vertrekt ze weer,
heel even heft ze
haar rechterarm
naar me
op
Anja Jager, mei 2020
Kunst-nieuwsbrief ‘Liefs in tijden van corona’, 8
De man, de hand en de vijvervis
Op de bodem van de vijver woont een hand. De hand heeft zich half ingegraven tussen waterleliewortels, kiezels en zachte aarde – en sluimert zich zo’n beetje de dagen door.
Op een dag komt er een man naar de rand van de vijver. Hij plaatst een krukje en opent een koffertje. Hij pakt een hengel en laat het haakje langzaam zakken in het water. De vissen verwachten dit niet en dus zien ze het niet. Maar als een zonnestraal het haakje met de worm fel aanlicht, hapt de grootste vijvervis met één snelle snoekduik de spartelende worm uit de zon.
Haastig haalt de man zijn hengel op. De hand grijpt nog net de vissenstaart. Wat is de man blij met z’n vangst! Totdat hij twee stevige draaien om zijn oren krijgt. Pets! Klets! Even denkt hij dat het de staart van de verontwaardigde snoek is. Maar dan ziet hij de hand. Zijn ogen bollen griezelig op uit zijn witte gezicht. Zijn mond opent zich wijd; er komt niets uit.
Hij grijpt zijn krukje. Hij grijpt zijn koffertje. En hij holt, holt, holt…
De hand maakt voorzichtig de vis los van het haakje en duwt ‘m terug het water in. Dat kost nog best wat moeite.
Anja Jager, mei 2020
Kunst-nieuwsbrief ‘Liefs in tijden van corona’, 7
Korte toelichting: ik maakte deze collage met foto’s van oude grenspalen, die het voormalige Wassenaarse jachtgebied ‘De Jagt van Prins Frederik’ afbakenen. Ik ervaar deze stenen monumenten als stoere wachters – jachtwachters – en schreef er een zomers gedicht bij.
Wassenaarse waterwachters
Op akelig warme
augustusdagen
gaan de wachters
pootjebaden
Zachtjes laten
ze zich zakken
in het aangename water
En dan wordt het
langzaam later
Als de avond
is gevallen
– en de zon dus
langzaam zakt –
druipen ze weer
met z’n allen
af naar de grenzen
van ‘de Jagt’
En schijnt daarna
de magische maan,
dan blijven ze heel
ontspannen staan
Anja Jager, mei 2020
Kunst-nieuwsbrief ‘Liefs in tijden van corona’, 6
De kindertjes aan de overkant
De kindertjes aan de overkant
Wat doen ze daar
Wat staan ze daar
De kindertjes aan de overkant
Daar staan ze hand in hand
De kindertjes aan de overkant
Wat staan ze daar
Waar kijken ze naar
De kindertjes aan de overkant
Ze kijken naar de rand
De kindertjes aan de overkant
Ze gaan ervoor
Ze lopen maar door
De kindertjes aan de overkant
Ze springen over de rand
De kindertjes van de overkant
Ze vliegen hierheen
Misschien zijn ze gemeen
De kindertjes van de overkant
Straks steken ze alles in brand
De kindertjes van de overkant
Wat moeten we doen?
Wat kúnnen we doen?
De kindertjes van de overkant
Straks maken ze ons nog van kant
En ze landen
op hun voeten
En ze zwaaien
en ze groeten
HUH???
De kindertjes van de overkant
Ze nemen ons bij de hand
Anja Jager, april 2020
Kunst-nieuwsbrief ‘Liefs in tijden van corona’, 5
Roos
Nu we de tijd
in ruime plooien
om ons lijf
slaan,
pluk ik dagelijks
één rozenblad.
Ik lees de sierlijke nerven,
bestudeer de tere tekens,
betast de vlijmscherpe rand.
Ik kerf met het blad
in de blote bast
van de dode eik
– één snee per dag –
een streepjesleger
van droeve soldaatjes;
elk de hoeder van
één afgepaste dag.
’s Avonds
rond de voet,
een dorre krans
van rozenblad
en maneschijn.
Anja Jager, april 2020
Kunst-nieuwsbrief ‘Liefs in tijden van corona’, 4
Diepteschaap
Roeien met riemen
Trekken met touwen
Ik zal je hebben
Ik zal je houwen
Ik in mijn boot
En jij daar beneden
Ben jij misschien
in het water gegleden?
Ben je van hier
Mooi beest onder water?
Of kom je van ooit,
van ver, of van later?
Kom op bezoek
en vaar met me mee
Lief waterschaapje
zo diep in de zee
Klim er toch uit
Kom toch iets hoger;
want ik zie onze soort
het liefst op het droge
Anja Jager, april 2020
Kunst-nieuwsbrief ‘Liefs in tijden van corona’, 3
De nacht en ik
De nacht en ik
we vallen
in stugge scherven
in trage druppen
in de obligate rozenhaag
Haken aan takken
aan doornen
aan knoppen
waar zich alles
– hoe dan ook –
naar toe beweegt
En dan
tegen de horizon
in silhouet
de ochtend te paard
‘Waar is die vervloekte hoefsmid?’
En de druppels dampen
en de scherven vangen
een kleine, intieme schittering
De nacht en ik
we vielen
Anja Jager, april 2020
Kunst-nieuwsbrief ‘Liefs in tijden van corona’, 2
Het meisje en de man
Het meisje was beslist het eenzaamste meisje van de wereld. Ze woonde in een klein huis, ergens middenachter ver weg. Elke ochtend at ze een kommetje yoghurt, elke middag een boterham en elke avond een bordje soep. Alleen. Na haar yoghurt veegde ze haar huisje en na haar boterham keek ze door het raam naar buiten. Maar er kwam nooit iemand voorbij.
Op een middag wilde het meisje naar de stromende regen gaan kijken. Ze pakte haar stoel, zette ‘m bij het raam en toen… Wat was dat?
Er stond een koffer op de stoep, ze zag het vanuit haar raam. Een totaal verregende koffer. Snel haalde het eenzaamste meisje van de wereld de natte koffer binnen en maakte ‘m open.
In de koffer zat een opvouwman. Dat was prettig voor het meisje. Maar de opvouwman was ook helemaal nat, net als de koffer. Voorzichtig vouwde het meisje de man uit en hing ‘m te drogen.
Na verloop van tijd hoorde ze zachtjes kreunen. Bezorgd boog het meisje zich over naar de man, die zacht smekend vroeg of ze hem misschien alsjeblieft wilde omdraaien: het bloed stroomde zo naar z’n hoofd. Blozend maakte het meisje hem los en draaide hem om.
Toen de man droog was, haalde het meisje hem van de lijn en vroeg of hij misschien een kopje koffie bliefde.
Na de koffie vouwde ze hem voorzichtig weer op, legde hem terug in de koffer en zette deze weer terug op de stoep. Het regende nog altijd.
Anja Jager
Kunst-nieuwsbrief ‘Liefs in tijden van corona’, 1
Vogellief(s)
Ooievaar
Aaievoor
Aaien voor
Aaien na
Aaien na
Aai maar door
Aai maar door
Al maar door
Waardoor?
Waarnaar?
Daag mooie ooievaar!
Anja Jager, maart 2020